Durven ingaan tegen religieuze eisen

Bij de bespreking en totstandkoming van een “Europese Grondwet”, barstte de discussie los over de waarden die we als burgers binnen Europese lidstaten gemeenschappelijk hebben. Volgens sommigen moesten het christendom en een verwijzing naar God vermeld worden als de Europese sokkel van gedeelde waarden binnen de Unie. Gelukkig werden de eisen van het Vaticaan en hun fans niet gevolgd. De geschiedenis van Europa is méér dan die van het christendom. Het zou desastreus geweest zijn voor de persoonlijke vrijheid van de Europeanen dat plots God weer bovenaan komt te staan terwijl de realisaties van het humanisme en de Verlichting stilletjes onder de mat geveegd worden.

Wie zonder oogkleppen naar de sociale ontwikkelingen van de laatste decennia kijkt, weet donders goed dat de individuele vrijheden en de relatieve scheiding tussen geloof en Staat, die we verworven hebben dankzij de Verlichting, helemaal niet als een evidentie mogen beschouwd worden. Jammer genoeg heeft de politiek al die tijd wel haar kop in het zand gestoken: migratie, technologische vooruitgang en globalisering brachten veranderingen met zich mee die voor veel Europeanen zwaar te verteren zijn. Met de slogans of maatregelen van extreem rechts en nationalisten kunnen deze samenlevingsproblemen niet op een humane manier opgelost worden. Centrumpartijen en zogenaamd links wilden zich niet riskeren aan de thema’s van rechtse conservatieven. Maar de voorbije jaren is de vraag naar specifieke maatregelen voor etnische en religieuze minderheden zo drastisch toegenomen, dat men ‘iets’ moet doen om de situatie te ontmijnen.

 

 

Wie nu specifieke rechten en wettelijke aanpassingen eist voor minderheden in de EU vergist zich twee maal. Ten eerste vergist hij zich van strategie: om minderheden te integreren in de complexe, diverse Westerse maatschappij moet je niet focussen op wat ons van elkaar onderscheidt, maar op wat we als mens gemeenschappelijk hebben. Binnen de Europese Unie, ook binnen België, verschillen we met zoveel mensen van taal, culturele tradities en levensbeschouwelijke visies en geloof. Wat ons echter bindt, is een universele seculiere moraal. Elk gezond mens weet intrinsiek wat goed of slecht is, hoe pijn, verdriet of genot voelt, wat nieuwsgierigheid, vreugde en drang naar vrijheid is. Dit is de kern van het mens-zijn, de essentie die ons bindt. Ten tweede hij vergist van strijd. Want in plaats van te ijveren voor een culturele differentiatiepolitiek, moet ingezet worden op emancipatie en armoedebestrijding, om iedereen zonder onderscheid omhoog te heffen. Er moet gewerkt worden aan stevige economische en fiscale hervormingen, die de organisatie van een sterk verenigd Europa moeten mogelijk maken. Alleen als elk individu kans maakt op een volwassen en zelfredzaam bestaan, kunnen we een open samenleving garanderen waarbinnen elke burger vrijheid en geluk kan genieten. Dan zal verdraagzaamheid een kans krijgen in Europa.

 

Ondertussen draait het Belgisch integratiebeleid aardig in de soep. Minister van Gelijke Kansen, Joëlle Milquet, poogt dit aan te pakken door vertegenwoordigers van verschillende etnische en religieuze achtergronden bijeen te brengen. Dit doet mij al denken dat de politieke klasse niet over de nodige moed en ideeën beschikt om te trancheren. Deze zogeheten Interculturele Rondetafels formuleerden tal van aanbevelingen voor het integratiebeleid. Wie ze leest, ziet dat we op de glijbaan zitten. Het is positief dat men stereotypen wil wegwerken. Dat zal echter niet lukken door allerlei uitzonderingen op de regel te eisen, of ‘redelijke aanpassingen’ voor mensen van een religieuze of etnische minderheid. De motivering van hun eis tot ‘redelijke aanpassingen’ getuigt om te beginnen van een zeer verwrongen kijk op diversiteit: aangezien er met de wet van 10 mei 2007 redelijke aanpassingen voorzien worden voor mensen met een handicap, moet dit ook mogelijk zijn voor mensen van een bepaalde religieuze of etnische achtergrond, volgens de I.R. De vergelijking tussen mensen met een handicap en gelovigen is misplaatst. De eersten hebben er niet voor gekozen om tot deze ‘minderheid’ te behoren en kunnen er ook niet uitstappen. Wie echter zijn geloofsovertuiging als een beperking aanziet, kan besluiten om er anders mee om te gaan. De Belgische Grondwet garandeert elk individu die mogelijkheid.

 

De meeste eisen van de I.R. zijn absoluut onredelijk. Vrouwen zouden steeds moeten kunnen beroep doen op een vrouwelijke arts, behalve bij spoedopname. Zo beledigt men artsen, voor wie een vrouw een patiënt is, een mens – net als de mannelijke patiënt – en geen lustobject. Dit zegt veel over de religieuze fanatici: blijkbaar zijn ze blijven steken in de fase waarin doktertje spelen een ware ontdekking was. Misschien zijn sommigen zelf niet in staat naar een vrouw te kijken zonder hierbij gekweld te worden door seksuele fantasieën. Ontvoogding heeft er in de laatste decennia in het Westen voor gezorgd dat naar de vrouw ook anders kan gekeken worden. Wie hallal of kosjer wil eten, mag dieren onverdoofd de keel oversnijden en dat moet volgens de I.R. zo blijven. Wie niet gelovig is, eet vlees van dieren die verdoofd geslacht werden naar de letter van de Belgische wet (aangezien de wetgever ooit vaststelde dat onverdoofd slachten onnodig leed veroorzaakte).

 

Nog volgens de I.R. moeten het onderwijs en de arbeidsmarkt rekening houden met alle religieuze feestdagen en tal van andere aspecten van de religie. Wat bijzonder droevig is in deze discussie over “redelijke aanpassingen op de arbeidsmarkt”, is dat de moslims die via de I.R. dergelijke eisen stellen, niet beseffen dat ze zichzelf in de voet schieten. Als de werkgever verplicht wordt tijd en ruimte te voorzien voor het gebed, andere of extra betaalde vakantiedagen, hallal maaltijden enz., dan zal hij gemakkelijker kunnen aantonen dat de moslimwerknemers minder presteren, organisatorische problemen stellen en dus duurder zijn dan de niet-moslims. Maar ook de moslims die geen dergelijke eisen stellen, krijgen dit stigma. Was dit de bedoeling?

 

In Europa heeft men er eeuwen over gedaan om zich te bevrijden van de dominante rol van godsdienst in het openbaar leven, om zo meer individuele vrijheid te kunnen genieten en om aan elk individu, man of vrouw, gelijke kansen te kunnen bieden. Nu wordt vrijheid opgeëist als een nieuwe vorm van godsdienstvrijheid en de gelijkheid tussen burgers afgedaan als – ik citeer – “een principe dat in werkelijkheid niet absoluut is”. Zowel de cultuurrelativisten als de religieuze fanatici beroepen zich te pas en te onpas op de godsdienstvrijheid: om meisjes dezelfde rechten te ontzeggen als jongens (de zwemles, schoolreis, …), om vrouwen autonomie af te nemen, om de neutraliteit van de overheid in vraag te stellen… Nu worden religieuze redenen ingeroepen om de wetgeving te wijzigen, om voor differentiatie te zorgen en religie en politiek te vermengen. Volgens zelfverklaard links zijn de tegenstanders van deze ‘redelijke aanpassingen’ allen op één of andere manier xenofoob. Niet akkoord. De verscheidenheid aan talen, tradities en gebruiken is een grote culturele rijkdom. Maar je kan er echt wel van genieten als privépersoon. Het volstaat je diversiteit niet te willen importeren in de school en op het werk, om ze zo aan iedereen op te dringen.

 

Om in een diverse samenleving harmonieus te leven en om pluralisme, vrijheid en geluk te kunnen garanderen, is het echter noodzakelijk iedereen gelijk te behandelen. Dit houdt in dat iedereen precies wél absoluut gelijke rechten en plichten geniet, ongeacht zijn of haar geslacht, geloofsovertuiging of afkomst. Voor deze humanistische principes ijvert het R.A.P.P.E.L. (Actienetwerk voor de scheiding tussen geloof en Staat, origineel Réseau d’Action Pour la Promotion d’un Etat Laïque). Wij roepen de politieke vertegenwoordigers op om opnieuw de waarden van de Verlichting te verdedigen.

 

Ann Brusseel, in naam van het voltallige bestuur van het R.A.P.P.E.L.

Met de steun van deMens.nu, huisvandemens en de Centraal Vrijzinnige Raad